Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is.

• Sinterklaas zegt altijd: “Opgeruimd staat netjes!”
• Bart geeft Sinterklaas nep geld.
• Sinterklaas drukt zijn eigen geld.
• Het geld van Sinterklaas heet “Sint-dollars”.
• Vroeger hoefde Sinterklaas niet voor de cadeautjes te betalen.
• Sinds 45 jaar betaalt Sinterklaas zijn cadeautjes met Sinten-geld.
• Alleen Sinterklaas en Piet kunnen met Sinten-geld betalen.

Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is.

• Het paard van Sinterklaas heet: 
• "Slecht weer vandaag".
• Sint is jarig op 6 december.
• Het paard vindt boterhammen met choco heel lekker.
• Bart heeft voor de Sint lekkere  pepernoten meegebracht.
• Sint gebruikt elke keer een dakenkaart als hij op pad gaat.
• Sint weet precies hoe oud hij is.
• Sint heeft speciale 'dak-schoenen'.

Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is.

• Piet kan ook rood worden, net als jij en ik.
• Piet is vaak zwart, omdat hij veel door de schouw (= schoorsteen) gaat.
• Bart gaat ook door de schoorsteen en wordt zwart.

Kun jij alle woorden in de woordzoeker vinden?
Zet het pijltje van de muis op de eerste letter en schuif dan over het hele woord.
Veel succes!

Natuurlijk maak je in de tijd van Sinterklaas zelf allemaal mooie tekeningen voor in je schoen.
Je hebt net geleerd, dat Sinterklaas dit heel fijn vindt.

Een mooie kleurplaat vindt hij natuurlijk ook prachtig.
Doe maar goed je best  erop!